Transcriptie
de vloot door storm, en wind van
den anderen verstroijt geworden
met 3 vaartuijgen te gelijck
voor Samme gearrireert
de rest nogh agtergebleven
den Schipper vander wall, en
verdrigh heijlman na de
negorijs bever en Jlij gevaren
om reden
die met een bas en musquet
schoten verwellecomt wierden
waer op de onse resolveerde
den viand te gaen besoeken
sijn na 't eijland damme, tot dat eijndelijk de
meeste part van onse vloot in zee verstroijt is geworden
en wij met drij vaartuijgen te weten d’ hoecker
rossingem, en S=r Swaan, op 27=en dito voor het
Eijlant damme inde baij van welhelmus ten
ancker gekomen sijn, gelijck oock op den tweeden
deser maand junij de Chialoep van S=r Lucabser
den 3=e gorcum, en S=r Cordaan, mede arriveerden
blijvende de resterende vaartuijgen, nog al
agter,
den 30=e meij is den schipper Jan vander walle met
den vaandrager Jacob heilman aende Oost tant
van wilhelmus baij op gevaren na de negorijs Ber
en jlij, omme te sien, off daar geen vaartuijgen
te bekomen waren, die bequaam souden sijn omme
ons volck te doen landen, maer onder de wal
komende, wierd schielick met een basschot en
een Chergij, van; 10:, â 12: musquetten, door den
viand bejegend, die sigh daer ontrent verborgen hadde
dog d’onse bleven haar niet schuldigh, betaalden
—
den vrand met de eijgenste munt, en spronger
met ontrent 40: Coppen aan Land, van waar sij der
orembaij mede aan boort bragten, en van ’t gepasseerde
rapport deden
Waar op wij dan resolveerden (:alhoewel onse geheel
magt niet bij malkander hadden:) den vrand te
gaan besoeken, en besloten sulks soo aende zee
kant voorsz: als 'tlandewaert te beginnen, dat
fanderen
n