closeTerug naar inventaris

Transcriptie

almede

t jagie

gelegt

Eijlanders

Amboina

den weder

god, sijn

wij sullen ons aent Comptoir generael

soo wegens 'teen, als 't ander, tot ontlastinge

van Banda, schuldig maken, gelijk sulx

behoort

door d’aenhoudende sware sterfte, waar door

'er niet een dag voor bij en gaat, sonder ettelijke

dooden, sijn ook genootsaakt geworden een

ondermeester, twee matrosen die wat smeden

kunnen, en een die gesegt wert wat te kunnen

metzelen, te Ligten

in plaatse vande Chialoep wissinge, dat al

vrij klakloos de vloot van damme verliet

en herwaarts aen opdunde, hebben aenstonts,

jmmers soo haast met nagelen van Honimoa

verschenen was kruijskerke de Chialoep weder

tot die togt aengelegt, versorgende, en verziende

de zelve met een Lastpoort, soo dat de balken

uijt Vlissingen daarinne hebbe kunnen gescheept

werden, sonder de welke de burgt tot damme

niet en soude kunnen gebouwt werden, den

thienden dezer snagts was de selvige in godes

name vertrocken, met zoodanige Last en

schrijvens aende hoofden der uitsettinge, als de

hier bijzijden gaande affschriften aenwijsen

waar aen ons gedienstig gedragen: dog door

den ramphalige wanhoop vanden stuirman

verte

1

15

zoo mede een onderm=r, en

toede matrosen

Cruijskercke de Chialoep

in plaets van sloop Vlissingen

na ’t Eijland Damms geson„

den