Transcriptie
67
p huijden den Caesten November anno 1682.
Compareerde voor mij David Reguleth notaris publ:, —
bij de hooge regeeringe van nederlands jndia geadmitteert,
residerende binnen der stad Batavia, ter presentie vande
ondergenoemde getuijgen, h„r Willem Caeff ondercoopman
in dienst der E: Comp=e, ende oud resident vande neder„ —
landsche logie tot Bansam, Ende verclaerden niet waere
—
woorden in plaetse van Eede, ter requisitie, s versoeke
van d’ heeren m=rs Dualter Joeman advocaet
fiscael van india, ende Pieter Pauw waterfiscael,
waerachtighe te wesen, de naervolgende poincten, en
saeken als Eerstelijke dat ten dage als hij attekant met
de hoecker 'twout van desen rede op bantam geretour„
neert was, sijnde geweer op den 18„en Februarij deses
Jaers, hij met den jongen regeerenden concure van
bandam Paduca siri sulthan Aboen Nasaer Abdul
Cahar, een samenspraeke heeft gehadt, alss wanneer sijn
Hoogheijt hem arterlant onder anderen verhaelde dat
d’E: Engelsen de onlusten tusschen sijn hoogheijt, ende
desselffs vader den gewesen ouden Coninio van bantam
gaere sochten bij te leggen, alsoo sij wel vermoeden dat soo —
wwanneere de Hollanders hem jongen coninko te hulp
quamen, sijl: van bantam souden moeten delogeren, —
gelijk sijn hoogheijt hem doen ooke verhaelde dat den voorn:
gewesen ouden coninke, ofte de sijnen het vaersuijgh —
niet beesten hadde aengeslagen, 'twelke door hem anterkant
nevens een brieff van sijn Hoogheijt, (ene een van hem
attesant herwaerts van Bantam toegesonden was, —
Jetem dat hij gewesen ouden coninke mede hadde laten aenslaen
nogh een vaertuijgh 'twelke inhadde twee â drie laston
rijs, ende den burger Jan de vrij toequam, dat van
atavia naer bantam Zeijld-, welke bij hem onder
gewesen coninke prijs was gemaekt doghe dat hij eghter —
verse.