Transcriptie
97.
Van Bantam Den 10.' Iunij 1729.
is bij het Bantamse gemeene schrijven van den 16:'
Junij desselven Iaars en bij latere brieven de dat is verder gewag van denselve
27. der laatst gemelte maand. item 6. 10. en 29.e aug=s
des gedagten Iaars, wat van dien oversten al
al verder is gewaagt: 'T welk wij als en passant
niet hebben mogen nalaten uw Edele groot
agtb: nog pligtschuldig te bedeelen, als mede hoe
’t passeeren van langero„
„de en castricum
—
de scheepen Langerode en Castricum in den aan„
„vang deses vermeld, heden met een voordeelige
wind Bantam zijn gepasseert, gelijk ook den 6:
tem een hollands vaar
„tuijg
deser een hollands vaartuijg uijt de west na de
oost zeijlde. —
En aangesien binnen weijnige dagen van hier te ver„
„wanneer ’t schip Leijden
staat te vertrecken.
„trekken staat het schip Leijden met een volle ladin„
„ge peper, die men sustineerd dat groot worden sal
circa 2400. â 2500. bharen, en van dien corl als dan hier
nog in voorraad sullen zijn, buijten en behalven den
—
pepervoorraat
verwagten aanbreng ruijm 1200. — bharen, hoewel
alle nog ongeharpt; zoo heeft zijn majesteijt al egter
versoek des konings om
en schip
na ouder gewoonte bij tijds versoeken laten om een
schip tot den affhaal van deselve, Terwijl hier mede s slor.
besluijtende met diep respect verblijven (:onderstond:)
hoog Edele, gestrenge, wijd gebiedende heeren (:lager:)
uw hoog Edelens onderdanige en trouwschuldige
dienaren