closeTerug naar inventaris

Transcriptie

Van Bantam Den 7:e September 1729.

den

Dewijl den moor abdul cadir, die ook brenger is van

desen, geen gelegentheijt gehad heeft door gebrek aan

een vaartuijg, eerder dan voor tegenswoordig met

onsen Iongste van gisteren te vertrekken, zoo

vinden sulx pligtig uw, Edele groot agtb: te com„

„mmniceeren, en ten sijnen opsigte nog te notee„

ren, hoe wij gaarne na vereijsch voor commis„

„sarissen gerecolleerd hadden gesien, de attestatien

die in sijn voordeel belegt, en bij onsen Iongste

voormeld ten selven dage al zijn affgegeven ge„

worden: dog nadien de daar bij benoemd staande

kovelingen, sedert het verleenen van die getuijg

„chriften niet in hunne wooningen geweest, maer

in ’s konings dienst aan het hoff zijn, en den

zulthan buijten dat publicq bij beckenslag heeft

laten affkundigen, als wilds hij geen minsaame

conversatie tusschen de zijne ende onse langer

hebben, dat geene zijner onderdanen, nog alhier

woonende vreemdelingen, dan eenelijk in's borsten

dienst soude mogen komen binnen speelwijk

soo heeft ons sulx genecessiteerd, daar van affte

sen: terwijl ook al verder geen nadere tentamen

omtrent den rijksbestierder hebben mogen doen

om sodanige papieren van voorsz: mooren, als voor

den.

239.