Transcriptie
267.
Van Bantam onder dato 21.' November 1729.
Bantam.
Aan de heer Johan Sautijn
oppercoopman en gesaghebber aldaer.
Erntfeste, vroome, discrete
om nu te antwoorden op uE: ontvangen briev
van den 22.' Iulijverleden, zoo dient dat de
paardekopers sonder geld, en menschen dieven
Saijd oemar, ratoe Baggusamad, en den
ingabeij Carrim, nu weder na gewoonts met
haren rooff te rugge vertrecken, het sal hoog
tijd gaan werden, dat 'er een middel uijtge„
„vonden, en bij der hand genomen werd, om eens
een eijnde te maken aan de pestige conduite
der Bantammers aan dese aansienelijke re„
sidentie, die nu weder met een partij prauwen
wel geballast van paarden en mensschen te huijs
komen, een goeden buijt voor den Bantamsen
vorst, sonder op zee te rooven behaald; maar
Ratoe Bagus amad sal niet veel reeden hebben
van te roemen, dat zijn leege beurs gevuld
is met de schuld van tommagomRadja depoura.
Dog de pretensie off wel versoek van Saijd oemar
op sekere balijse slavin, is ten zijnen genoegen
zoo.