Transcriptie
1663.
Van Javas Ooost Cust den 20 cber „r 174.
een aan de Rijksbestierder mitsgaders een aand jder
strand regenten van een en deselfde Jnhoud waar
bij wij onse aankomst en magt aan deselve
bekent maaken, ten eijnde sig daar door moote
afgeschriftt en tot een Jnkeer gebragt werden
waarom wij haar mede getragt hebben te
vleijen, als off wij nog niet evertuijgd waaren
van haar quade wil tegens d E Comp: en
dat de Hooge Indiase Regeering geen geloof
konde slaan aan de quaade gerugten en
uitsroselen, maar hun ter Contrairie
aangemoedigt om hunne wapenen bij de„
onse te voegen, en dus den algemene vijand
te verdelgen Refereeende ons verder aan de
Copiasder genoemde brieven welke wij de
Eere hebben nevens desen aan uw Hoog Edele
Groot Agtb: ter speculatie te laten overgaan
die aan den keijser en Rijksbestierder heb„
ben wij door behulp van den Depattij soera
dimangala op 24„ deser versonden door twee
diverse Javaanen benevens een briefje aan
onse besettelingen tot Cartasoera almede
onder de bilagen te vinden
wijders gaat hier nevens een Copia relaas
van sekere Javaanse vrouw Seradie Jn
woonderesse van Goemaelak, waar bij
uw Hoog Ed: groot Agtb: zal komen te
blijken, dat de 40 stuxe Canons van Rem„
bang door de Chinesen na herwaards
sijn vervoerd, en betreffende de verderen
Inhoude van dien ons Refereeren aan
meerm: Relaas, alleen aanmerkende
dat het selve schijnt te Confirmeeren
het