Transcriptie
33
Van Amboina den 24:' maij 17.
een ander wierd verkoren eer zij weder in hare negorij begeer„
Verklaring van niets tegen
„de te retourneeren, verklarende nietwes tegen d’EComp.
de Comp. te hebben.
of het subaltern hoofd tot Saparoua te hebben; en schoon
dese disobedientie en stoutmoedigheijd van een volk waar„
van d’ EComp:e de minste denste treckt, wel meriteerde
op een seer gevoelige wijse gecorrigeert te werden tot
Conserveering van ’sComp:s agting, so is nogthans in desen
den zagtsten weg ingeslagen en haar tot de aanstaande
om haer tijd van beroed tot de
hougijtogt tijd van beraad gegeven, om weder in hare ne„
aen staende hongij togt
gegeven.
„gorij te keeren of hunne klagten in persoon voort te bre„
gen om dat uijt alle omstandigheijd bleek dat drie â
vier der oudstens de opstokers en aanvoerders van dit
geheele werkie waren, en den onschulde of gemeene man
bij het gebruijken van middelen van Constrictie, gemeen„
enegke negorijen genter
„lijk het gelag komen te betalen; zijnde eenlijk de inlandse,
diceert Consersatie met heer
te houden.
hoofden daar om streeks g’interdiceert met die volkeren
conversatie te houden of in hare negorijen te admitteeren,
so lange sij niet tot haar oude woonplaats retourneerde.
Tot Saparoua was alles in een goede vreedigen staat gesteldheijd der verder Comp.
Kren
gelijk ook tot Haroeko alwaar de omgevallene ringiuur
rontom de ronduit zebandia met de laastaardbeving„
in A:o 1755. weder was opgehaald en het opperhoofd gerecom„
mandeert met de verdere fracturen en bouwvallige
dacken en vertrecken, ten spoedigsten mede een begin te
maken en te doen herstellen, terwijl op alle de Comptoiren
den opneem van ’sComp:s effecten behoorlijk is gedaan, en
de inlandse hoofden op de nagel Comptoiren wel ernstelijk
gerecommandeert die Culture wel gade te slaan en in agt
te neemen
het gedemandeerde een beij
Jnlandse zaken daaromtrent moeten wij voor afcon„
de de Gouverneurs over den
radja van missamie
„municeeren dak men de zaak van den haadje van missam
„ve die het uw Hoog Edelh:s behaagt heeft aan de twee eerst„
„getekendens ter afdoening te demandeeren, op een wijse
om de eere en het fatsoen der Jnlandse groten in het ooge
ter houden en in dit geval met den strengsten weg te kiesen,
wel