closeTerug naar inventaris

Transcriptie

217:

of hij thans beeter bedagt was, vraagde ik dien heer Papegaeij of hij iets het allae

minste op mijn persoon of dienst ten nadeele wiste te seggen waerom ik den

heijligen dienst aldaar niet soude konnen of morgen doen zoo ja hij moeste het

dan nu inbrenge in presentie van den ouderlingen schoolmeesters dog zoo

niet dan moeste hij mij verklaere voor Een Eerbaar predikant voor soo veel

hem bekent was: en vrijheijt geeven om; onverhindert den Gods dienst

alhier te verrigten, welke laaste hij van mij getuijge en vrijheijt gat om het

werk te verrigten van dit tweede stuk zijn dese boven gem: persoonen

oor getuijgen en hebben dit ondertekend, daar op ter stond schalt hij mijn

persoon weederom voor een huijchelaer en geveijnsde uijt, Ik riep dese

2 persoonen weederom tot getuijgen het welk sij ook onderteekenden

of nu zulken regt tegen elkander strijdende getuygen is in een gesond ver„

stand moet gesogt worden laate ik de geheele wetelt oordeele, des anderen

doegs om 9. uuren, ondersogten de school en daar na de Ledematen ondersoeker

„de die wij seer onkundig vonden in de goddelijke waarheeden dog na een Ernsti„

„ge vermaaninge datse haar meer souden oeffenen nodigde deselve met on„

derscheijd

J

R

Somm:

Leedematen

- - -

6: -

7:

13:

Gem: Christenen - - - -

4:

14:

1 8:

H: Kinderen - - - - - ƒ 4:

5:—

9:

kind: buijten d sch: - - - - - - - 1:

3:

2 -

doop kinderen - - - - -

10.

Tesamen - - -

53.-.

d’meesters Lucas Laurens bevonden wij reedelijk wel d’ kinderen waren

tamelijk onderweesen in het vragen leeren leesen en singen, des Gods

dienst verrigt hebbende deelde het H: Avondmael uijt, en doopte ta kinderen:

2„

De boeken en d’ kerke en school alhier waaren.

1

5: bijbels

4. echtisaars

tesamen 24:

14: psalm beken

1: Caron -

Het arm geld aan deese plaatse bedraagt Sommard„s 22: en 20:' Stuijvr=s

Vertrocken van daar den 20: dito des avonds ten 7: uuren souden den 21 ten 12:

uuren des middagste manipa geweest zijn, Edog den overbrenger Jan veer

„man tegen onsen raad regt van den weg afgaande daar ons de vaertuijgen van

manipa reeds in ’t gesigt waeren En dus quamen wij des avonds ten 7:

uuren aldaar des morgens seer vroeg onder sogtemde de school kinderen de

meester Ioh„s Marchs bevonden een seer goedman te zijn na’t ondersoek

der3