Transcriptie
en versoek om van de Severante
g'excuseert te blijven
11.
§ 38:
zo mede van die der Houtwerk en
nogtans voor het tegenwoordige gehouden en gepersua„
„deert, op het gerespecteert bevel uwer Hoog Edelens
om ter vervulling van het toeneemende gebrek aan
Europesche Equipagie goederen, de bij het Eijschje van den
schout bij wagt en bij onse Besoigne op den 18: Maart gespecifi„
„ceerde goemoets Touwen en Trossen in te kopen, dan wel te laten
aanmaaken en Hoog dezelve daar van zo veel als met
nog voor het verstreck van het schip, en buijten eigen onge=
rief zoude kunnen missen, tot te zenden; te vertonen, dat
hier geen geslagen Touw werk in te koopen is, maar door
den Equipagie op zigter bij benodighheid voor betaling vervaar„
„digt word, en deze bediende bij zijn Berigt, dat de Bijlagen ver„
zeld, zig tot de Leverantie onvermogende heeft verklaart mits
gebrek aan een bequame Lijnbaan en gereedschap voor het
slaan van sware goemoet Touwen, mitsgaders de onstente„
„nis van volk, en gebrek aan goemoet, van het laatste qua„
„lijk zo veel kunnen ende bekomen als voor de vaartuijgen
alhier benodigt is, welke impedementen als bekent zijnde
uwe Hoog Edelens Eerbiedig onder het oog brengen, met
ootmoedig verzoek van de voorschreeve Leverantie g’excuseert
te mogen blijven, om ook niet te geraken in eigen ongerief, waar
uijt het beswaarlijk is, in een afgeleegen en min gerieflijke plaats
als deze, zig te redden; terwijl wij mede op het ontfangen Berigt
der visitatie ter Hoofdlaats van de Monsters der Houtwerken,
die in den verleeden jare van hier zijn gezonden, ter prenoti„
„tie moeten aanmerken, den Jnlander door aangebooren
Luijen vadsigen aard ongeneegen is zig door de Houdkapperij een
bestaan te bezorgen, en men hier niet weinig Hoofdbreeken
heeft om dit of dat voor 'smeesters Dienst tegens goede betaling
zelfs aangekapt en gelevert te krijgen, invoegen ook Particu„
fiere het benodigde, niet dan na langtraineeren en met woeij„
„te bij het kostende, bekomen kanne
Bij
20 pec„
zake ook
rijndede
van de
lanks
egensta
te qua
zullen
uebepa