closeTerug naar inventaris

Transcriptie

dat hij tot Lissabatta toe alle mogelijke nazoek gedaan dog geene

Papoese vaartuijgen ontwaard nog iets van dezelve vernomen had, in mid„

dens te half vher uuren op ’t ordinaire ziin de vloot Anker ligte en

voortschepte tot

Maandag den

15: November wanneer des voormiddags den wel Edele Gestr: Heer Ad„

miraal op de hoogte van Tanipa Berigt kreeg, dat zig aldaar veele vij„

andelijke volkeren aan ’t strand hadden vertoond, waar uijt zijn wel Edele

Gestr: afneemende dat de van verscheide negorijen uitgeweekere Noekces

geziende hen somwijl hier mogten hebben vergadert en neergezet, ter stond

Apel liet slaan, waar op de Militairen met de kleine orembaijen al ras

Avondde Corloore Bonoa vergadert zijnde, den Edelen Heer Admiraal

het Commando opdroeg aan den Lieutenant Berner met Last aan

denzelven de rivieren alhier en ook de Bosschen te visiteeren, volk vin„

dende dezelve op te ligten en bij tegenstand neer te vellen, waar op den zel„

ven direct vertrok, inmiddens zun gedaan zijnde de vloot voor de zou

„te Rivier Tanipa de Dreggen liet toegaan op agt vaam modder grond,

dog gemelde Lieutenant, Berner na de middag om vier uuren rap„

port brengende dat hij mits laagwater de rivier met de kleine orem

baijen niet hebbende konnen inscheppen het volk ter weder zijden verdeelt

had en wel drie mijlen voorm: rivier op gemarcheert was, dog eenlijk wel

diverse vrugtbomen maar geen menschen had ontdekt, en ook niet

had konnen bespeuren dat zig aldaar eenig volk onthield alzo die Lamo„

streek zelfs zeer ongeschikt was om eenig huis aldaar op te rigten:

daar na wierd van den Admiraal te half vijf uuren zuen gedaan„

en de gesamentlijke vloot de dreggen geligt hebbende schephe en ziil„

de voort tot groot Hottij alwaar des avondsten Negen uuren de dreg„

gen opt gewoone Zzien van den Admiraal weeder toegingen op 6. v=m

modder grond, dog den nagt door tot

Dingsdag den 16:e November hier geleegen hebbende, en de volkeren van Proot en

kleen Hottij door der selver, agterblijven doende blijken, dat zij eeven

als A:o versgange nog af keerig waaren hen onder de ECompe te

subinitteeren