Transcriptie
31
aldaar eenige Complotten van de rebelleerende of Noekoesgezinde
Noord Cerammers of andere schelmen mogte hebben genesteld, dezelve
vindende, niets dan eenlijk vrouwen en kinderen te verschoonen en voorts
dezelve alle mogelijke afbreuk te doen, waar op den zelven dan met het
Commando per kliin vaartuijg te half seeven uuren vertrok, en op de
middag om twaalff uuren weeder te rug koomende zijn Edele Gestrenge
rapporteerde, dat hoewel hij alle de voor had aangewend en dienvolgende
voorm: Rivier ingeschept alle hoeken en winkels doorsogt en aan een
ander kant weeder uijtgekomen was, geen Mensschen gevonden en ook
niet had konnen ontwaaren dat zig daar iemand met er woon onthield.
onderwijl de vloot tot Noenlaa g'avanceert zynde en door de felle
tegenwond niet konnende vorderen was men genootzaakt het hier te stop„
„pen, weshalven op het gedane Zein van de CorCorre Bonda de dreggen
toegingen op 6: v=m stek grond.
Terwijl des namiddags om half drie uuren de wend een wynig be„
„daard zijnde men op ’t gewone Zien dreggen weeder thuishaalde en met een west
en W: Z: W: lugje voortschepte en Zeilde naar warde.
Intusschen ontfing den wel Edele Gestr: Heer Admiraal per den Cerams
Boode den soldaat Pieter Hitarisa des avonds om 7: uuren Een Brief
van het Bandas Ministerie ged:t p=mo deeser neevens een Copia Brief
door den te Keffing Posthoudende burger Iacobus Gerardus Diederik
Redder na Banda geschreeven zo mede Een brief van de Bandase Commis„
sianten Schietekatle, wilke en blexesius met den te keffing posthoudende
Burger Fedder aan zijn Edele gerigt luidende als volgt.
Aan den wel Edele Agtbare Gestr: Heer.
Bernardus van Reuren.
Admiraal en veld overste mitsgaders Gouvenneur
en Directeur over de provintie Amboina
wel Edele Agtb: Gestr: Heer
Tot bij zonder ontsligting hebben wij van keffing ontfangen de versellende
Copij