Transcriptie
Copij brieff van Fedder, met relatie tot de moordadige ondernee„
minge, van den schijn heelige Bedrieger, en Konkelaar Kanna
Kanna C: S: wij hadden dat nooit van dien schurk gedagt; waar
over wij uwel Edele Agtb: Gestr verzoeken hem en Complice naar
merite te straffen indien zulks nog niet gedaan mogt zijn door
de onze, te meer hij nog heeft durven zeggen daar toe ordre van U
wel Edele achtb: Gestr: ontfangen te hebben, Ia zelfs wat nog
meer is, om Fedder zijn hoofd maar naar ambon te brengen.
komende :/ buiten eenige andere bagatellen./. het hier van daan dat
gen: Kanna kanna en andere voornamentlijk die van Ceram laut
merken, dat hen nu te diep in de kaart gekeeken wordt, wijl wij on„
der anderen wel strecte ordre aan Tedder hebben Gegeven, wel te moe„
ten letten, en na vorschen wat toch daar omtrent in de groote vaar„
„tuijgen geladen en afgescheept word, die tegen het scherp verbod aan
jaarlijks naar Balij varen, en waar omtrent den zelve Kanna
kanna mede voorgegeeven heeft, dat wanneer de afgevallene maar
wilde weder tot inkeer komen uwel Edele Agtbare Gestrenge hen Zelfs
pasgen verleenen zoude naar Balijeneiders om de west, waar aan
wi egter geen de aller minste geloof kunnende defereeren, onder toe„
wensching van veele Zegen, en voorspoed op de hongij intusschen met
alle hoog achting verblyven /. onderstond./. wel Edele Agtb: Gestr:
Heer /. uwel Edele achtb: Gestr: vriendt en Dienaaren ./:was geteekend:/.
J: L: Seidelman, I: Raket, H:k Diesler, I: H: Parrengauw en
J:s Hageman ./.in margine:/ Banda Neira p=mo November 1784:
Copia Brief van Fedder
P: O:
Met de aller uijterste smeite en verdriet, ben ik aangedaan en Ia
selfs in sodanigen graad mishandelt geworden, dat nimmer in Ceram
is gepasseert, en had ik Capitain keffing met zijn geheele negorij soo
meede Iman Sarassa niet gehad, zijn wy alle gemasakreert geworden
door ’t volk van teram Laut een gedeelte van Coewaij die van Killoe en
alle die van kellen beroea, hebbende den orangkaay Kanna Kanna
hun