closeTerug naar inventaris

Transcriptie

37.

/lager:/ uwel Edele Gestr: Agtb: submiste en trouwschuldige Diena„

„ren /:was getekent D:s Scheetekatte, E: L: wilke, Chi Fred:k Eleist„

„sius, en Jacob:s Gerard:s Died:k Fedder /in margine:/: Keffing

in ’s Comp:s post: D' voorsigt 6: 9ber: 1734: /lager /: P: S: en alsoo wij

in ’t aller minste hebben occatjie gehad, en vaartuijg aan uwel Edele

Gestr: agtb: over tesenden, hebben wi de verklarings na Banda over„

gemaakt en dewijl dat extraord: geval nu tans is voor handen geko„

men van een sendeling te zien van Saparoua matige wy de vrij„

heid deese aan hem aftegeven.

Met gemelde Bode Pieter Hitarisa kwamen ook aan boord van de

Corre Corre Bonoa den orangkaij van quaus Kanna Kanna, de

Radjas van Kellewaroe en Kelleloehoe Lebefalit en Paij maan, de Ca„

pitainen van Guaij en Killetaij gen:t Kodar en Abdul, voorts van Goram

den Radja van Amar en pretendent Katalokat, Pande en Bessij„

den orangkai van ondor in name Balian alle met der derselver

oudstens, die haar Eerbiedig Compliment afgelegt hebbende te kenne

gave dat den orangkai van keuakat Pattij Ambon mede van Goram

niet konde verscheenen vermits den zelven naar Banda ten handel

was vertrokken. voorts op het ootmoedigsten kragtigst betuigende

derselver oprigte welmeenentheid om d’ E: Comp: bij aanhoudentheid te

blijven aankleeven, en kanna kanna het woord opvattende versee„

„kerde den wel Edelen Gestr: Heer Admiraal dat de gesamentlijke volke„

ren zo onder waroe als Rarakit gehoorende met berouw en leedwee„

sen over derselver afwijkingen aangedaan in hun negoryen present

gebleeven waren om met de komst der Hongij pardon te versoeken,

dog dat den orangkay van waroe sedert de Jongste Hongij overleeden

was.

wijders dat hij kanna kanna ingevolge de bij zijn jongste aanwee„

„sen te Amboina van den wel Ed: Gestr Heer Admiraal bekome ordre,

reeds