Transcriptie
nits
nig„
S 1C C:
den majoor is vergund voorde verstrekking
aan eenige Militairen Banda te mogen
aanreekenen.
§ 156:
swarigheeden tot den overvoer van Provi=
sien na sawaij. —
§ 157
de verstrekking voor een rond jaar met
een Pantjalling te zenden
dezelve Manipa aantereekenen om bijde
boekjes aldaar afgeschreven te worsen.
178
„sints onduijster is voorgekoomen en wel het randeoen
bepaald, dog niet of het aan den gemeenen man, dan wel
aan de Bakmeesters moet verstreckt werden.
Wij hebben den Majoor op zijn verzoek vergunt, het
verstrekte aan de Militairen van de Zilvere Leeuw
tot Rd„s 61: 6: Banda te mogen aanteekenen dog de Minis
„ters hebben dit niet met genoegen beschouwt.
De Swaarigheeden die zig telkens opdoen in het provir„
andeeren van de post Tawaij, het welke, zoo wel als
den overbreng van gagie en kostgeld. om de drie maanden
van Manipa met kleijne vaartuijgen moet geschieden,
en de ondervinding teets geleerd hebbende, hoo dikwils zulk
een vaartuijg verongelulkt, en hier door de beszitting tot
den uijsterste noodbrengt ook is in vroegere tijden wel eens
een vaartuijg dat de benodigt heeden overbragt in handen der
Papoen en Cerammers gevallen.
En wijl niet telkens een Pankjalling na dese verafge„
legene Post kan afgezonden worden zoo hebben wij raad„
„saamer g’oordeeld, aan den Commandeerende officier de
verstrekking voor een kond Jaar per een Pantjalling toe te
zenden. onder aanreekening na Manipa, om bij de boekjes
van dat Comptoir ingenoomen te werden, en de drie maandige
Specificatien van Tawaij ontfangende na approbatie in
„selvervoegen