Transcriptie
10
nauwelijks zo veel hebben datse zich kunnen erneeren:) eenig
geld boetens genomen dan wel het haarer op een ongeper
„mitteerde wijse na mijn getrokken heb, maar eerder geloo„
„ven dat zijn Hoogheids Tolk die mij op deezen Togt werd
meede gegeven van die amende bediend heeft, door dien de
zulke op die volkeren bij foute een heerschende magt hebben
om van hun alles te krygen wat zij begeeren, als dat Ik
mij bezondigen zoude om Juist een net en door den Koning
van Boutong wel uitgereekende Taggentig Rijx daalders
te verreijken, en het zoude net even eens wezen of ik van
te vooren geweeten had dat zijn Majesteit over mijn in
dit Jaar zoude klagen niet meer op Bouitong te komen,
om dat geld nog voor het laast meede te nemen.
Tot het derde en laaste beschuldiging gekomen zijnde, dat Ik mij
meer om mijn particuliere affaires heb laten gelegen leggen
als die van d’E: Comp„e niet teegenstaande mij door zijn
Hoogheid geduurig ter kennisse wierd gebragt de oude gebrui„
„ken op te volgen om de visitatie togten spoedig te doen, daar
na niet geluistert hebbende kwaad ben geworden; en woor„
„den heb uitgelaten die zeer tot declin van zijn Hoogheid
en Rijx grooten hebben gestrekt.
Op dit chapiter zal den onderdanigen Teekenaar zo het hem geper„
„mitteerd is om uwelEd: Agtb: attentie niet met langwijlige
debatten