Transcriptie
62
zegt niet veel wanneer wij
in aanschouw neemen de:n gem
„stige gesteldheid van de boo
„men welke tevens door
hun is te kennen gegeeven
als waar van zeer wijnige
tot timmerhoud bequaam
scheinen te zijn.
§49 Daar wi nu hier uit moe„
„ten besluiten dat de wasdom
van die Boomen gantsch
niet weldrig voortgaat is
bij ons de bedenking op ge„
„komen of zulks al tenets
gedeeltelijk daar aan toe te
schrijven kande zijn, dat
men misschien de gronden
niet behoorlijk doed om
spitten al voorens de
Bitten.