Transcriptie
8
Van Timor 5.n Junij 1695.
„penseert, als bij ons nu overgaande negotie Iournaelije
onder dato 15. November 1694. des gelievende kan
beoogt werden, zijnde gemelte twee Ionge mans
slaven onder dien selfden dato ieder tegens 30. rd.s
d’ reecq. van Sehenkagie goetgedaen hebbende,
wij op onse aenkomste de saken aldaer zodanig
gedirigeert; dat de bond genoten te vreden zijn
geweest de Chienesen de onder haer schuijlende
toepassen en amarassiers p.r praauw van’t Eijlandje
en zijn de toepassen en
tandelo na bulba hebben laten vertrecken, daerop
amarassiers p:r prauw
van handelo, na bulba
ten eersten gevolgt is, dat alle de Chienesen van d.o
vertrocken
Eijland weder op haer eude negorij zijn gekomen,
aldaer voor eerst eenige kleijne hutjes om onder
te woonen opslaande tot tijd enwijle datse beter
gemaekt sullen hebben.
dese onderneming tot vereffening der voorn gemelte
verhael van eenige hinderpalen
welke zig in 't ondernement wissende parthijen hadde weijnig gescheelt of
van voor verhaelde vrede
hebben opgedaen en hoedanippas wederom vrugteloos afgelopen, nademael
deselve te boven gekomen
den sadok die wel de principaelste persoon in die
zijn geworden
twisten gespeelt hadde, mede wel met de regenten
tot ontrent de vergader plaets gekomen was, maer
sig egter niet aanden resident Moerman quam
te verthoonen, dog den dag der tsamenspreking
—
gekomen zijnde, zoo maekte hij hem des nagts
te vorenweg, waer van de reden aande regenten
gevraagt hebbende, gaven deselve ten antwoord
dat