Transcriptie
2
60:
n
Van Macassar 30. Junij 1695.
en den vendrig Landbeecq op den arend met
25. Coppen, zoo ook gelijk getal op Macassar, onder
den oudsten serg.t. ieder had sijn plinje en
Hloepgoet heefs afgescheept, daerhij bescheyden was
„geweeren
behoudende niet anders dan hun voele, knapsak
vertrecken overland
waermede zij dan den volge 18. deser smorgens
ten 6. uren voor't huijs vanden gouv.r gerangeert,
en de twee hooft officieren door zijn E: voorgestelt,
voorts het volk tot dapperheijt aengemaend
zijnde, daermede in twee brigados verdeelt,
niet opgewonde vaandels, en stille from, de land
poord met blijdschap uijt trocken, alle fouxe Ionge
karels, en het puijk uijt ons guarnisoen. welke
dan ook volgens de Calculatie, na een marsch
van 3. dagen, in het dorp Malosor gekomen waren,
komt na 3. dagen
op Malasor
wanneer de sloep patientie en patjallang de
stompneus nog maer inde bhaij van Curatte
waren geankert dog den arend en Marcassar
int aenzeijlen; zulx d.o vaertuijgen, terwijl de
—
Cabeljauw nog agterbleef, hun reijse den 23.
en den 22. Iunij van deser (volgens de brieff door gem. Luijt. en
daer te water na
—
vaand:s daags te voren gesz:) nabiema
bienia
hebben voortgeset. wesende voorsz. Luijtenant
vander schuur op zijn vertrek hoedanigen
schriftel.