Transcriptie
6
Van Macassar den 23:n Septemb:r 1695.
Loeboe en Mandhar, hun volk en vaertuijgen
ook prepareerden, ter oversteking na Eijland
sumbawa, om radja Tambora te beoorlogen: niet
soo seer om dat vernedring en vermeling van
dien vijand sulken aansienelijken Magt requireerde
Maer omdat zij hun dienst daer toe op voorgang
van zijn Hoogh.t hadden aangeboden, en dat hij sulx
niet had willen atslaen, om dat zij hun niet
souden inbeelden, dat hij quaet op haer was, oft
wel haer scheen te mistrouwen, vragende met
een off dit zoo met de mening off 't goetvinden
vanden gouv.r over een quam; ’t geen den gouv.r
perselt vanden Luijt. scipion) dan betuijgde
hem bijsonder aangenaam te zijn, dog dat zijn E.
ook op de voorgang van radja bonij, wel
had konnen besluijten, deselve hun mede bereijd
willig genoeg soude thonen, terwijl zijn E.
uijt het rapport vanden Toek Carelessan, op
Ordre van zijn Hoogh.t reets voor aff met
genoegen verstaan had, dat zoo wel de
aangestelde krijgs oversten voormelt, als t gemene
voelk van bonij seer verblijd waren, over dit
besluijt en maer verlangden om op reijs te
raken. middelerwijl had den gouv.r bij twee
briefjes aan de serg:ten tot saleijer en boelecomba ordre nasaleijer en
boelecomba tot het
resp: militerende; op zijn hoogh.ts versoek den versamelen van vaert.
10.' deser ordre gegeven, om alle de vaert. die
tequaem
165.