Transcriptie
raedja bonij vertrekt na
boutuale mits de
swakheijt
170
J
Van Macassar den 23:n 7ber 1695.
op quam, en voorts sittende bij den gouv:r op= het
alcatijf neder) tot den Eijnde aanschouwer van het
werk bleeff, hier op volgde Crain bontesonge, alias
radja Toa, tweede van'trijk goa, daer na hoe
Palacca, voorts Crain aga Nouje, aroe Mero„
aroe Teko, aria Cassiada, amroegare, loedjoemacat,
alle bonijte groten, dan weer, uijt de Macassaren
Crain lekebodo, Crain Mangalij, en den veld heer
terenika, dan weder de verdere Coningen onpriren
van bonij, en daerop weder die van goa, tot dat die
alle voleijnd hadden. sammngs der onderkoningen
van bonij, Canjarden twee malen, en onder die Crain
agal vonje en aroe teko, eens voor haerselven, en
eens voor de plaetse, die zij uijtkagt van erffenis
off huwelijk beheerden. hier na volgden de Coningen
en Princen der bondgenoten, als van mandhar
Soping, Loeboe, cambarang Sawittoe, Lajo &.a, die
van wadjoe en Toradja slooten de troepen. met
welke plegtigheden dan ruijm 3. uren wierden
doorgebragt . Radja bonij hoewel seer swak en
pijnlijk, had het Candjaren van die van bonyj en gor
en de voornaemste der andere bondgenoten
in zijn geopende draagsetel, dan sittende en dan
leggende, dog doorgaens wenende van blijdschap,
aangesich, en het niet langer konnende harden
versogt afscheyt vanden gouv.r en Liet sig gevolgt
vande