Transcriptie
Van Macassar onder dato 25:en Iunij 1695.
op het slot van welke redenen zijn hoogh.t bonn een
vloet van kanen lien, die hem zodanig ter herten
gingen, dat daer van wel een quartier uurs in
flaute bleeff nederleggen, en weder tot zijn selfs
gekomen zijnde, zoo vroeg ik zijn hoogh.t in
beleefde termen aff, wie die gene zijn, die daer van
d’oorsaek zijn! daer zijn hoogh.t mij weder op diende.
hoe: weet gij dat niet, geheel macassar is het immers
genoeg bekent. endewijl gij mij daer na vraegt,
soo seg ik dat den sabandhaer Iunus, en zijn
aenhang, die radja biema alle gunstsoeken te
bewijsen, die gene zij, die bij mij daervoor blent
staen, en wijders geloof ik ’t geen rondsio en Ambalo,
vrijwillig hebben beleden, sonder dat 'tselve voor de
waerheijd, aenneme, om dat sustinere, dat haer
seggen, volgens tschrijvens van haer Ed: de Ho:
reg. tot batavia, nu I.o p:r 't Iagje Iambij en mijn
gesam Carre teffo, bekomen, werd verdeijlt en te
niet gedaen, door de woorden, die als een wet
ben aennemende, en in substantie zijn, als
Ten vierde, dat dain biaffa, en dam Kaliloungam,
welvoorgeven, dat zijlieden vandain magagan
en onge tsiamma, s'avonts voor de moord voor iets
quaets gewaerschouwt souden zijn, maer dat sulx
in tegendeel, door danj mangagan, en ongetsiamma
ontkend
35.