closeTerug naar inventaris

Transcriptie

Aan

Van Ternaten onder dato 10.' Julij 1695.

noord ooste wind en setten onse Coers zoo noordelijk

als wij konden

Eijnsd: 18. d:o

smorgens sagen wij het Eijland Carkelang

ward. 198.

Santderd.d

vrijdag 21. d.o

Saurd: 12. d.o

sondag 23. d.o sagen wij land zuijtwesi van ons, alwaer

natoehielden, wanneer bevonden het een kleijn

Eijland te zijn, lieten dierhalven voortlopen, en sage

tegens den avond, alsoo het weer was opgeklaert

de oosthoek van mangindenao

Maand 24. d.o smorgens sagen wij het land zuijden van ons

dog daernatoe gehouden, bevondent maer kleijne

Eijlandjes te wesen, en kregen des avonds wederom

hoog land in't gesigt, t geen den vendrig voor

Iangaij aansag, desen nagt hadden wij zoo veel

te doen als wij stellen konden

dijnsd. 25. d.o sagen land voor uijt, ’t geen wij naderende

voor de Talaontse Eylanden quamen te bekennen

woensd: 26. d:o

donderd. 27. d.o

dese dagen Laveerdenw' heen en weder, onder

vrijdag 28. d.o

de westkant van het Eijland karkelang

saterd: 29. d.o

sondag 30. d.o

Maand 31. d:o

februarij 1695.

1

dijnsd: p. tegens den arond zijn wij aande Eijlanden

Manoesa gekomen, en hielden het op een derselve kratto

genaemt aen, alwaer wij het anker voor lieten

vallen

33.