Transcriptie
56.
n
Van Ternaten onder dato 10. Julij 1695.
dag aan het Eijland bangca ben aangekomen, van
waer mij het opperhooft door een sold.t uijt de name
40
vande EComp. heeft laten, ralen, zoo ben ik op den
eersten maert op Banado gearriv.t en hebbe met
het opperhooft gesproken, als wanneer het opperhooft
mij daer heeft aangehouden, begerende dat ik de
volkeren van Laleuha zoude laten afhalen; ten welken
Eijnde heb ik Cap:n Consa, kantchil daton sumni en
Patouwo na Taboekan gesonden, dewelke deselve
volkeren alhier hebben mede gebragt, en voorts door
my aande E gecommitt.s Mons.r Pieter alsteijn, en
het opperhooft overhandigt, zoo zeijde de gecommitt.s
tegens mij ’t is waer dat het opperhooft mij heeft aen„
gehouden, maer egter versogte zijn E. dat ik volgens
gedane belofte. aande heer gouv.r Cornelis van der
duijn deselve volkeren na Ternaten soude oversenden
welke belofte ik niet en hebbe verbroken, maer
mijn huijsvrouw en volkeren inde negorij hebben
dies Aangaande eenlijk na mijnkomste gewagt
weshalven sende nu d„k Mananoenga om gem: 19.
Laloehate volkeren na ternaten te geleijden, met
versoek dat mijn heer hem niet langer als 3. dagen
belieft op te houden, alsoo geen ander bequaem vaerl:
als dat alleen. zoo mede heb ik de gecommitt.
belooft dat en drie maanden na mijn komste op
Taboecan, mijn afgesondene den Cap.n Boeca
met slaven ofte Corret, om mijn schulden te
betalen, aande heer gouverneursal senden
—
versoeke