closeTerug naar inventaris

Transcriptie

66.

Van Ternaten onder dato 10:en Julij 1695.

en vrede te leven, ten eijnde het uwel mag gaen

dat mijn soon oordeelt goet te sijn, om ons oude

vriendschap wederom te vernieuwen agt ik mede

niet onraadsaem, ende ons vaert. heen en weder te

wederzijts

senden, tot onderhoudinge van„ vriendschap en

broederl. genegentheijt; dog versoeke bij aldien

er quaetstokers ofte valsche menschen mogte wesen

die tusschen ons quaet soeken te brouwen dat mijn

soon aan deselve geen gehoor believe te verlenen

maer mij daer van eerst kennisse geven, ten eijnde

de waerheijt vandien te kunnen weten

Wijders make nog bekent dat den kaitchiel

Paramara desselfs zoon, aande dogter vande

Princesse basing ten huwelijk heeft gegeven, t gene

den Padoeka Sirij Sultan aengenaem is, daeromme

versoeke dat mijn zoon op gedagte para mara niet

quaet belieft te zijn, en mat de princesse noewaja in

goet verstant leven, alsoose van een geslagte zijn;

voor tegenwoordig hebbe niet anders tesenden

als een Carbijij en een rok van damast: zoomede

aenbroeder den goegoegoe Pandjalang van

gelijke een Carbijn en een rokvan damas, dewelke

niet en wilt versmaden. Eijnde

Trams laet van Een maleijts geschrift

door Ternaets Coning Toloko aan de E. heer

gouv.r Cornelis vander duijn gesz.

mitsgaders