Transcriptie
„met
tins„ verzoek ik dit te willen accepteeren, als komende uit een zuiver
hart
Thamat
Geschreven op den 5„e dag van de maand Toemadie Agil in het jaar
1202. Zijnde den 15. Maart 1788. —
Aldus getranslateerd volgens opgaave van Codja Machomet /onderstond/
Malacca in het Casteel den 26. Maart 1788 /lager / door mij /getekend/ I. van
Haak E. G. Klerk
Translaat Maleitsche Missive geschre„
„ven door Padoeka Sirie Sulthan Rbdulla
Macaram Chia, Koning van Queda, aan den
Wel-Edelen Gestrengen Heer Gouverneur en
Directeur der Stad en Fortresse Malacca
Ontvangen den 27. Maart 1788. —
Naar gemoone inleijding.
Mijner Vriends traef heb ik met de vereich te verbyligheid vorgens voor
„teelden uit handen van den Capitein Pieter Roelofse Hoberg ontvangen, en dies inhoud
verstaan. Mijn vriend verzoekt om twee honderd koyangs vijst voor het kosten„
„de in Comps. schip te willen doen laaden, en dien bodem daar mede spoedig naar
Malacca wederkeeren. Ik zoude zeer gaarne daar aan voldaan hebben; dog wegens
een droogte en peretrante Tonneschijn, die hier in dit jaar plaats hadt, wil geen
Padij groeijer. Ik het egter, om de wille van mijns vrierds opregtheid omtrent
my, mynen Sabandaar en Lafamana geordonneerd rijst en fadij optezoeken, en
zoo veel bij elkanderen kunnen verzamelen in het gemelde schip te doen taaden;
maar het was hun onmogelijk meer te bemagtigen dan vijftig Koijangs rijft en
twintig koijangs padij, waar mede ik mijnen Vriend kan bijstaan en plachier
doen, en ook om reden niet alleen dat den Capitein haast maakt ons Malve„
„ca te bestevenen, maar ook zelfs ooggetuige is van gebrek aan dat
voedzel alhier, hebbende het bedraagen van voormelde laading
reeds van hem ontvangen.
Nictis