closeTerug naar inventaris

Transcriptie

De Eerstegrosse uitgegeven aan den Heer Schuldeischer

M=l Cornelis Gerlingt te Haarlem den Achtiten felvu

ary Achttien honderd / tweee en Zestil.

Wn

No 4280.

Hypotheeks

Heden den zevenden Februarij achttien honderd twee en Zestig.

Compareerde voor M:r Henricus Adrianus franciscus Daniel

van Meeuwen, notaris te Haarlem, provincie Noord Holland

integenwoordigheid der natenoemene getuigen

De Heer Gerardus van Sante, timmerman, wonende te

Haarlem

Die erkende ter leen te hebben ontvangen en alzoo wel en deze

delijk schuldig te zijn, eene somma van twaalf honderd Gul„

den aan het Roomsch Catholijk Parochiaal Armbestuur der

stad Utrecht, tevens uitmakende het bestuur der instel„

ling van de beide Roomsch Catholijke Weeshuizen geves

tigd te Utrecht, welke schulderkentenis bij deze wordtaan

genomen door den Heer Fredrik Woutman junior, kan

toorbediende wonende te Haarlem, die ten deze mede

comparerende, verklaart hiertoe mondeling te zyn ge„

magtigd door de Heeren M=r Adriaan Willem Kare

Ariëns, advocaat als voorzitter, Mr Willem Johan Marie

Bosch, led der provinciale staten van utrecht en van de

gemeente raad der stad Utrecht als secretaris, Gerardus i

tonius Gerse, zonder beroep, Josephus Ludovicus Huber

tus Haerten, medicinae doctor, Bernardus Lambertus

van Hees, koopman M=r Antoine Michel Charles Her„

man Koek, procureur. Johannes Jacobus van den Nieu

wendijk, winkelier, alle wonende te Utrecht en Hermanus

Vermeeden, landbouwer, wonende, onder de Bilt. naby

Utrecht, te zamen uit makende het Roomsch Catholijk

Parochiaal Armbestuur der stad Utrecht, en het bestuur

der instelling van de Roomsch Catholyke Weeshuizen

aldaar

De comparant schuldenaar belooft van gemelde som van

twaalf honderd Gulden aan het armbestuur voornoem„

of den wettigen houder van de grosse dezer acte, intressen

te zullen betalen, gerekend tegen vijf ten honderd in het

jaar, ingegaan den eersten February laatstleden, te voldoe

om de zes maanden en wel op den eersten der maanden

Mei en November van ieder jaar, voor het eerst den eersten

Mei Achttien honderd twee en zestig, en zoo vervolgens tot

aan de geheele voldoening toe, en dezelfe hoofdsom gelijk

ook de bedongene intressen te zullen betalen, ten kan

tore van hetzelve armbestuur of ten huize en in han

den van den wettigen houder van de grosse dezer acte

in nederlandsche grove zilveren mant specien naar

den koers van den betaaldag en zonder eenige kor„

ting

Het voorschreven kapitaal van twaalf honderd

Gulden zal niet eerder opeischbaar of aflosbaar zijn,