Transcriptie
Geregistreerd te Haarlem den zevenden
Maart 1800 twee en Zestig, deel 76 folio 70
veris, vak 2. Houderde Twee bladen een renvooi
Ontvangen voor regt ƒ8.- voor 38opcenten ƒ 3.04
Zamen Elf Gulden vier Cents
Hijfe ƒ8001. a 170: ƒ8. —
De Ontvanger
38 opc. 3.04
Tohaalƒ 11.04
Eektom
De Eertte Grosse, uitgegeven aan den Heer Johannes
Hermanus Dazert te Sandpoort onde Velsen, den
Achtsten Maart Achttien honderd twee en Zestig.
De 7 N:o 154
C:Cr
N=o 4321.
Hypotheek.
Hedenden Zesden Maart achttien honderd Twee en zestig
Compareerde voor M=r Hesnicus Adrianus franciscus Danis
van Meeuwen, notaris te Haarlem, provincie Noord Holland,
integenwoordigheid der natenoemene getuigen.-
De Heer Arie Bernardus van den Heuel boekdruk.
„ker, wonende te Haarlem.
Die bekende en verklaarde volgens acte van schuldbe
„kenteris met hijpotheek op den Tienden Februarij acht
„tien honderd Twee en zestig, verleden ten overstaan van
Mijnotaris, integenwoordigheid vangetuigen te Haar
lem, geregistreerd, schuldig te zijn eene somma van Vier
Duizend Gulden aan Marie Lelie Felicité vander
Putten, minderjarig ktind van nuwijlen den Heer
Reinier van der Plitten, inleven zonder beroep, ge„
„woond hebbende te Haarlem en aldaar den drie en twin
tigten December achttien honderd Een enzestig overleden,
bij zijne nagelatene weduwe Mejufvrouw Lélie Zoe
Joffroij in huwelijk verwekt, welke schulderkentenis als
toen en bijdeze weder wordt aangenomen door den Heer
Danie vander Putten landbouwer, wonende te Voge„
„lensang gemeente Bloemendaal, die ten deze mede Com
„parerende verklaard hiertoe mondeling te zijn gemagtigd doorge„
„noemde Mejufvrouw Lelie Loe Joffroij weduwe van
den Heer Reinier van der Putten, zonder beroep, wonende
te Haarlem, in hare hoedanigheid van Moeder en Wettige
Voogdesse over haar eenig hiervorengenoemd minderjari
kind Marie Lelie Felicité van der Putten; sprieetende
gemelde schuld aan de minderjarige voort uitzoovele door
genoemde hare Moeder en Voogdesse aan den Comparant
Schuldenaar, ter leen verstrekte aan de minderjarige toe
behoorende en haar uit de nalatenschap haars vaders den
Heer Reeuu van der Pietten aangekomen gelden.
De Comparant Schuldenaar belooft van gemelde som van Vier
Duizend Gulden aan den wettigen houder van degrosse dezer
acte, intressen te zullen betalen, gerekend tegen vijftenhonderd
in het jaar, ingegaan den Eersten february laatstleden en te
voldoen onde zes maanden, voor het eerst den Eersten Augustu
achttien honderd Twee en testig en zoo vervolgens totaandege
heele voldoening toe en dezelve hoofdsom gelyk ook de bedongene