Transcriptie
d’ onse geremarqueert hebbende, de trouloosheijd der
Samnesen die dagelijx niet logen, soo zij schrijven om„
gegaen hebbende, en volherdende in haer boosheden
sijn tot resolutie gekomen om voorsz volkeren tot ons
over te senden p:r 2 Chialoepen, en de selve dan
verders te senden na Amboina aen d’ E: Heer
Commissaris Pad= Brugge.
verders adviseerden de vrunden datse neerstigh
besigh waeren int opbouwen vande Reduijt, Jtem
dat den Cap=n Cromhuijsen met ’t Jagt de Javaanse
Bode, en Chialoep Rossingijn na de daerom her=
gelegene Eijlanden gesint was te vertrecken, om
de visite te nemen, volgens zijnen last, en dat onder„
wijlen ’t verder opmaken van de Reduijt, en datter
meer te doen stond int opsoecken van de agtergeblevere
vijanden bevolen souden aen den schipper Jan vande
Wall, de vaendragers heijlman, en Ben, tegens
zijn wederkomste de Reduijt voltoijt te vinden,
wanneer dan wijders van meeninge waren na
huijs te keeren, als op alles de vereijste ordre —
gestelt was, dogh wilden alvorens den egant
nogh eens gaen besoecken bij bequaem weer.
Door een appendix hebben de opperhoofden ons nogh
laeten weten als zij des anderendaegs gesint waren
de affgekome Samnesen, die inde pagger opgesloten
saten ons toe te senden, dat die den desperaten
gespeelt hebben van hun huijs daer in laten met
onskruijt inden brand te steken, de schildwagt
vermoort, benevens hunne vrouwen, merende
te eschaperen, maar is door d’ onse belen, die goede
wagt hadden gehouden, en die ’t hooft boven de pagger
„
Wilder
—