Transcriptie
: 50
Van Amboina onder dato 8=e Octob:r A:o 1707
van de tegens hem overgelegde stukken op sijn instantig
en Jteratief versoek, is ontsegt geworden, heeft hij sig egter
des raads besluijt onderdanig onderworpen, dog is den
supp:t de uijtspraak van het tegens sijn vader gevelde
den
vonnis verstaan hebbende, na te dier tijd zijnde gouv:r
alhier, d’ Ed:e H:r Balthazar Coijet gegaan, biddende
van wel gem: Edele Heer, dat het supp:t met het be„
„taalen van een hondert Rd:s voor de armen deeser steede,
mitsgaders de opgelegde boete, en costen, dikgem: sijnen
vader van den keten mogte bevrijden, opdat haare fani„
„lien geen schand vlek mogte werden aangewreeven/
maar gesz: Ed:e H:r gaf den suppliant tot antwoord,
dat sulx niet konde geschieden, dog indien hij supp:t aan
hem Ed: H:r wilde vierhondert Rd:s gegeven soude des
supp=ts vader van keten en bannistement ontheft,
zijn, waarop den supp:t repliceerden, een arm
man te zijn, en geen raad te weeten, soo veel geld
bij den anderen te konnen brengen, waar op weder
Vier
hij Ed:e H:r indien gij op heden geen twee hondert Rd:s brengt,
sultgij uwen vader eer het Avond is, sien de ketting
geklonken, wanneer den supp:t bij de penn: die hij
hadde nog drie hondert Rd:s van den oud borger raads„
persoon S:r David Eversdijk leende, die nog onbe„
„taalt zijn, en waar van den supp:t tot hedentoe met
groote
B