closeTerug naar inventaris

Transcriptie

28

Dingsdag

mitsgaders den Nieuwen Orangkaija van Lissabatta, afvragen, of zij

ons, vermits ons vlootje te kleijn en niet genoeg van volk voorzien

was, om de nodige Manschappen ter plaatse daar zich Noekoe„

ophoud, Landwaards te zenden, ten einde hem, wanneer hij na de

gebergtens mogte vlugten, derwaards te keer te konnen gaan /:intus„

„schen dat wij hem met onse vaartuijgen de pas op zee en aan de

stranden zoude afsuijden:/ met eenige Alfoeren van hunne Ne„

„gorijen naar derwaards konde Assisteeren; waar op deese ons

beloofden, daar in behulpzaam te zullen zijn en ons verzeekerden,

zeer gaarne meede te willen gaan; betuijgende den Radja van Sawaij

en de orangkaijen van Besfij en Lissabatta, dat hunne Alsoe„

„ren zeer verlangden, om zulk een geleegendheid, ten einde Noeka

door ons met vaartuijgen van de zeekant en zijlieden van de

Landkant te konnen astacqueeren en te overrompelen, belooven

teevens, de noodige ordres te zullen in het werk stellen en om

hunnen Alfoeren af te roepen, ons verseekerende, van tum„

:„ne intentie nader te zullen onderrigten

den 30: dito: Terwijl wij nog op de te rug komst van het vaartig

met den Inlander Iman Malesie van Hatiling, bleeven a

„wagten, kwamen den Radja van Sawaij en orangkaija Besfij, ond

des middages Rapport doen, den eersten, dat de onder hem gehoorende

Alsoeren van Makoer en Roemaolat, met zijn Negorijs volk

van Sawaij, den anderen, dat zijn Alsoeren van Pappaang en opmig

mitsg=s die onder het Negorijtje Hatoewe staan, te weeten, De

Atfoeren van Roemasorat, geneegen en bereijd waaren, me

ons