closeTerug naar inventaris

Transcriptie

6

265

Van Banda den 6.e Septemb. 1690.

met hem een mont vol soude hebben gegeten, en ter

dien eijnde denvolgenden dag aenlant node, gelijk

sij ook ter gestelder tijd hadden opgevolgt, eenelijk deor

siekte aenboort latende, massa Tenmber, dom Comgat„

en tokera, werdende op hare aenkomste door

falksoor ten eersten gevraegt, naer massa Cenmber,

en waerom deselve niet mede aenlant was gekomen

die sij seijden om reden voorm. aenboort te zijn

gebeeven, hierop hadde hij stalksoor 3. sijner onderho

rige met een kleen prauwtje na t chaloeps boort

gesonden, om geseijden massa Cenimber tot aenlant

komen nader te versoeken, maer sig sijne indispositie

nader geexcuseert, en dit bescheijt falsoor te rug geb.t

zijnde, hadde daerop met stampvoeten en andere

actie getoont seer verstoort te zijn, mitsgs: eenige

woorden in het Eemmnbers tegens de afgesondene

gesproken hebbende, waren sij ter tweedemale wederom

na ’t Chialoeps boort gevaren, en waer op kort

daerna uijt gem: Chialoep een vervaerl moort

geschreeu hoorde, sulx sijlieden die aenlant waren

herw. enderwaerts, na een goet heerkomen zogen

komende daegs daeraen inde negorij Sarionij weder

bij den anderen, verhalende aen het dorpvoogje

Ismael voormelt, wat hun wedervaren was, en

dat