Transcriptie
188.
Van Macassar Segge Biema Ao 1695.
te begrijpen, waerin ons aller welvaren gelegen
leijt, houdende wij ons selven in dese onsekerheijt
ondertusschen stil, en hoewel de waerheijt der
saken, van onsen heer hoe langer hoe klaerder
komt te blijken, zoo vermeerderen egter onse
swarigheden, dog wij leven invasten gelove, en
hopen op de regiveerde raads pleginge vande
Comp. dierhalven is dhanelij Lapij van meijninge
om na onsen heer tot batavia te vertrecken, ten
eijnde hij denselven aldaer mogte ontmoeten
maer geensints met haestigheit, dewijle den
luijtenant en fetoor Christoffel noodnagel bevelen
hebben, daermede voor eerst nog te patienteren
om dat den oproes van Tambora, nog niet
geblust is. zijnde dit het leggen vandien luijten.
dewelke den persoon vanden gouv.r tot Macassar
in desen oorlog met die van Tambora, representt,
niet tegenstaande alle dese Motiven, zoowenst
Hanela ratuaij, evenwel bij onsen heer, en de
aansienelijke persoonen tot batavia, met alle
n
me
sijne nasaten te„ komen; maer ter oorsake
onse ongerustigheijt en dat den oorlog met die
van Tambora nog niet is g’Eijndigt, en wel
Voornamentlijk wegens den tongers nood, is
sulx nog niet wel doenlijk, en is den Coning
van dompo, uijt Biema gecligt, hebbende
sig selven bij den fetoor in s' Comp:s vestinge begeven
aelwaer