Transcriptie
Van Diema N.o 1695.
alwaer hij en wij met hetkind van onsen heer
resideren, zijnde de helft sijner ondersaten hem
gevolgt, en de rest houdend met Turelij adou„
rijxbesuerder van dompo die zig daermede
met den Coning van Tambora heeft geconsungeert
waer door wij inde hoogste verwondering zijn geb.
konnende zulx door de geringh.t onterkennisse
niet begrijpen; en ook in geenderhande monneren
altans biema verlaten, hoewel wij geresolveert
hebben dsienelij sapij voor eerst te laten vertrecken
maer net te haeftig, ten aansien den tegenw. slegten
staet der saken; dog niet om door ons tarderen,
onsen vorst en heer te vergeten, indien uEd: agtb.
nu eenige medelijden met ons hebben, en ons gelieven
te helpen: zoo wensten wij wel voor onsen heer te
verschijnen, op dat ons herte door Comp. regtveerdig
oordeel mogte verligt werden, zijnde altoos hier
ons vertrouwen op de Comp.e geweest ten aansien
van de regtveerdigheijt en waerheijt der saken
van onsen heer insonderheijt wanneer wij ons
selven ’s Comp.s regtmatige regering indagtig
Maken, en dien op de Contracten met het land van
Biema, en onsen heer opgeregt, want ingevalle
onsen Vorst off desselfs nasaten, haerselven te buyten
gaen, offergens in misdoen, daerin hebben wij gants
geen behagen. Wij konnen in geenderhande manieren
bevinden, dat onsen heer Ergens in schuldig is,
maer wel dat alle zijne belastingen, uijt een pure
valsche
189.