Transcriptie
6:
Van Macassar 25:en Junij 1695:
Bonij en de verdere bondgenoten, tusschen de
twee algemene vergaderingen off 19. en 26. aug.o
1693. onder haer absoluijt geconcludeert en vast
gestelt is, schoon sij het inde laeste bij eenkomst wel
niet geuijt hebben maer egter genoeghaemtoonden
schoon sij het niet
hebben geuijt
dat zij het advijs van radja goa zouden geadvou„
„eert hebben, indien haer stemmen, met het
renvoij aen uEd., niet gestaekt waren: zijnde
dit dan dewetten en regten daar radja goa in zijn
daerop radjagoa, in
sijn schrijven ook heefbrief vanden Iare 1693. aen uEd: van spreekt,
gereflecteert
en die vho: Ed: bij mijne aparte memerie
ok ten regten seggen, uijt de koker van radja
Bonij voort te komen, die alheigene, wat tegen
hoe radja bonij de
’t voors.z vonnis, off tot verschoning van radja
saken begrijpt
bima dan wel tot beschuldiging van radja
Cambora, nepende de bewuste moord aende Coninginne
van dompo, ingebragt werd, niet anders opneemt,
dan een verwijt, van radja Biema onregtvaer
dig veroordeeld, en daerin met getrouwelijk
gehandelt te hebben; en sig telkens daer in wiet
en waerom telkens
soo beneegl. weend
zoo hevige bewegingen en tranen gegraveert
stond., hebbende mijn voorloper en VHoEd: gevolde
is nu wel wat gemebrieff, het gemoet van radja Bonij wel voorsoo
verre te vreden gesteld, om dat uEd: de decisie
der questie, Choewel bij forma van rauactie
aen mij en hem alleen gedefereert hebben, en
daerop