closeTerug naar inventaris

Transcriptie

82.

Van Macassar onder dato 29:'n Aug:o 1695.

groten de wesen de Coninginne ongemene eer

en lieffkosingen, insonderheijt de vrouwen, daer

onder haer voedster ook was, en tginger wacker

op een huijlen en lamenteren. de Coning van

Biema was seer weemoedig, hij zeijde zijn

vrouw op onse Ordre wel over te geven, maer

niet van haer tescheijden. wij antwoorde hem,

om hem maer te vreden testellen, dat wij over

geen huwelijx scheijding disponeerden, maer wel

ont voor haer voor eerst aan radja goa over

tegeven, en dat het aan haer Ed: tot batavia

stond, om over onse handelingen te oordelen,

en ons te bevelen wat wij in toekomende te

doen hadden &.a dit versogt hij dat wij haer Ed.

dog wilden bekent maken; en over zijn persoon

favorabel schrijven, dat wij hem beloofden

waerop dat hij alle de hand gaff en wat heter

gemoet scheen, en eijndelijk door s:r Iunius weder

na zijn verblijf plaets geleyd wierd. de bimase

Coningin kermde en klaagde mijd lerwijl over

haer ongeval. wierd door des gouv.rs vrouw

wat ter neder gesieten door de afgesondene zeer

geflatteert en getroost, tot datse Eyndelijk opgeligt

en met haer voester in de macassaerse koninkl.

draagzetel ( die inde saelstond, daer dit keurspel

afgehandelt wierd) geset zijnde, voorts weg

gebragt, en de landpoort uijtgedragen wierd.

aermede dit werk (tgeen wij dagten off vreesden,

met

sout