closeTerug naar inventaris

Transcriptie

36:

T Andan gelyt zijnde schegpten zij na laat gem: vegoij daaorig

's mmiedags k 2: uuren voor Anker kwamen; alhier zagen wij langs

het zee strand de Alsoeren van Nonialij te rug marcheeren:

Gemelden orangkaija van Nonialij Kakiasang

tot dus verre met ons meede gevolgd zijnde, gaff, op ons af„

„vraage, berigt, dat alhier niet verre agter de gebergtens

veele dooten te vinden zijn. —.

Wij zouden derhalven gem: kakiasang met den Orangheij

van Bessij en oudstens van Waij met s: man, om aldaar die

bosschen op te neemen, geevende hun eenige koraalen en 4:

Parrings meede, om de Alfoeren tot het aanwijsen van die

Boomen te beweegen —: en om het Alfoers hooft van Maloang

bij ons te doen koomen.

Deeze zo daaar niet na Lant vertrotken wezende kwam srate

een seer swaare west en Noord weste bruij van reegen en

wind op, verzeld van een holle zee, doch die egter in de wagt

eenigzints weeder bedaarde, maar in de vroegen morgen

stond, off op

Zaturdag den 3. November, zeer Sterk en allermeest uijt he

noorden opkwaamen, met zeer hooge deijningen,

derhalven wij genoodzaakt wierden, willen wij niet

op de klippen geslaagen worden, te 5: uuren

met