closeTerug naar inventaris

Transcriptie

dig

43.

Van Bantam Den 5.' Januarij A:o 1730.

versoeken, dat ons p=r scheeps occasie door de goedheijt

van uEd: groot agtb: mogen toegesonden, en aan den

gezaghebber in steede van een en een halff bosch, voort aan

drie bosschen waxkaersen maandelijx toegelegt werden

suullen ordentelijk daar uijt te gerieven weesen tot nodig

gebruijk de ordinaire aankomende scheeps vrunden soo schips„

„per als boekhouder, geduurende haar aanweesen off verblijff

alhier; ’t geen in de presente tijden door het langsamer en

omsigtiger geharp van den peper, rijne de helft langer

duirt, als bevorens, behalven dat alle voorname besoeken,

die den gesaghebber door des sulthans ministers mogt ont

„vangen ook gebruijkelijk is, dat 'er twee kaersen soo wel

bij dag als des avonds ter eere van deselve werden op en

geduurende de visite aangestoken blijven; soo dat het

een bij het ander gevoegd weesende, zijn E: aan drie

bosschen kaarssen maandelijx niet te veel sal hebben,

maar bij erlanging van deselve eenelijk daar omtrent

wat gemoet gekomen werden.

zedert het affzenden van voorm:t onse Jongste advijsen heeft men

geen andere scheepen de bralij van Bantam sien passeeren, als daags

daar aan een uijt den weste, sijnde geweest den 28.' december Jongstleden.

En dese hier mede besluijtende verblijven met schuldige eerbied

/:onderstond:/ hoog Edele gestrenge wijd gebiedende heeren /:lager:/ uw hoog

ed=s troueschuldige dienaren s getekent:/ Joh„n Sautijn

. . . . .. . . M:s de Graaff„ ot Seenwijk Simon groenevelos

/:in margine:/ Bantam Den 5.' Januarij 1730.

Reeckening