closeTerug naar inventaris

Transcriptie

gelijk zulks word gedemonstreerd bij ’t berigt

van het Hoofd Blondeel.

§ 16:

zijne betuijging dientweegen.

en bevreesdheijd dat het in ’t vervolg bij benodig„

heid niet zal kunnen geleeverd worden.

Capitain Maij het voorgeeft, wij daar van zelfs

gebruijk zouden maaken Jntusschen hebben wy van

het Saparouas Hoofd Blondeel deswegens berigt

gevorderd, ’t welk thans onder de Bijlagen UW

Hoog Edelens in eerbied word aangebooden

zullende Hoogst dezelve daar uijt consteeren, en

noeijelijk en swarigheeden die ex te Saparoria

plaats gevonden hebben, om zodanige zoorten

van Rondhouten te bekoomen, als hij aan 's lands

scheepen de Peijl en schipio bij geleegen heid

van derzelver aanweesen aldaar, na aanwer

„ding van alle zijne vermogens en door de vigi„

„lantie van zijne jnlandse Regen ten heeft gelee

„veld.

Gelmelden Blondeel betuijgde, dat het waarko„

zijn, dat door den spoed, die hij had aangewend der

Heer Maij in gedagten geraakt was, dat die bond

„houten aldaar zo gemakkelijk, Ia zelfs voor het

kappen zoude te krijgen zijn, dog dat zulks gehee„

abusief was en hij Blondeel vzeesde; s inge„

„valle er weder scheepen op de Saparouasche

rheede kwamen en zodaenige rondhouten be„

„nodigt hadden, men dezelve wel zouden konnen

gerieven, alzo het gebrek aan het nodige hout

tot dagelijks gebruijkt op het Eijland Honimoa

merkelijk toemeend, en zulks ook reeds in

vroegere

va

T

En aan

gagie

Aan de

het Le