Transcriptie
257
den laatsten, zo. lange had verbleeven, tot dat Capelle op
Sawaij bij den Koning van Batjang is gekomen en bij die
geleegenheid door Capelle op Lissabatta aan de wal
afgezet geworden, om aldaar van het volk, Een Hondert
Lingoa Planken, een Slaaf en een groote kopere Jong„
af te vorderen en in te zamelen; zijnde deeze Planken,
gong en Slaaf, door Pattij Lati aan Capelle uijt Naam
van het volk beloofd, mits dat de Negorij Lissabasta,
vrij zal weezen, van alle Hof en Heeren Diensten, zo te Manipa
als te Sawaij, en dat zij zig voorts ook niet met den Posthou„
„der te sawaij zal hebben te bemoeijen; betuijgende deeze Men„
„schen, gelijk ook meerm: Kimilaha, dat den Resident Ca„
„pelle, de gong reets had gekreegen, dog de Planken, zo wel als
de Staaf, nog niet —:
Wij vroegen, aan Kimilaha en de Alfoeren, off 'er op de
gebergtens onder Lissabatta, oor Specerij Boomen staan,
betuijgden zij van Neen, zeggende zeer wel te weeten dat die
op Maloang en wakahela te vinden zijn
Hier na liel den eerstgeteekende de rondsom staande
volkeren afvragen, of zij meermelde kimilaha als hun orang„
„kaija gaarne zoude willen erkennen en aangesteld hebben,
in plaatse van Pattij Latu, waar op zij Luijtrugtig schruw„
„den, zulx hoe eerder hoe liever te willen zien; als toen aan
den selven