Transcriptie
33.
4. voeten breed en 8: voeten hoog waar uijt bij millioenen van een
zeeker zoort van Swaluwen, dewelke op Batavia en Java, de zo
zeer beroemde volgelnesjes maken, zeewaarts opvliegen, hier uijt
presumeerden we, dat daar in, een meenigh van vogelnesjes, wel„
„ke nooijt is opgezogt of afgenoomen geworden, te vinden moeten
zijn.
De 4 Inlanders van de Negorij betuijgen ons, dat daar in nog
nimmer een Mensch is geweest, uijt bevreesheid voor eenen Draak„
die, volgens overleevering van hun vooronders, zich daar in op„
„houden
Dian dit is iets ongereijmes, wijl nog niemand van hun, dien
Draak ooijs gezien had, ook niet dat hij immer uijt dat hol
is gekoomen, om te leten off te drinken te zoeken —:
wij gingen Circa een halve snaphaan schoot nabij dat hol„
doch de weg naar het zelve was zeer moeijelijk, wijl ons
den avond overviel; nogtans zouden men met Ladders van Bam„
„boessen, of van touwerken, wel binnen het hol kunnen koomen
wanneer daar van eens een preeuve genoomen wierd, en zo men
buijten verwagting, vogelnesjes daar in mogten aantressen, zou„
„de zulks in een zeer groote quantiteijt moeten bestaan,
gemerkt, daar nimmer uijtgehaald is —:
Om: 7: uuren des avonds te rug gekoomen zijnde vonden
Wij