Transcriptie
37:
net allen haas onse Ankers opligten, en zeijlden tot aan evoe„
„koehaija, om te probeeren of wij het hier nog koppen konnen, doch
de Anker plaats alhier even zo slegt als op Maloang Zijnde,
daar de wind en holle zee egter niet verminderde, moesten wij het
op zee en na Nomalij houden, alwaar om een uur 's na„
„middags, wanneer de wind even wat bedaarde, weeder het Anker
lieten toegaan.—
Alhier gingen wij direct aan de wal, alwaar ons Pelakahoe
met een menigte Alphoeren aan 't zee strand kwamen ver„
welkomen —:
De 3: uurem kwamen de na Maloang uijgezondeno met kheij
„ne prauwtjes bij ons, meede brengende 18: bossen met takken van
egte Noote Boomen en eenige dier vrugten: verhaalende den Orang„
„kaija van Beffij en ouastens van de Orembaaij waaij, dat zij bij
de Alphoeren in de gebergtens overnagt hebbende, des mor„
„gens daar op, aan hun eerst de meede gegeevene Koraalen en
Parrings haaden present gedaan, waar na ze hun lieden even
agter de Negorijen hadden gebragt, alwaarse op de gebergtens een
meenighe van Roote Boomen doch irrugulier geplant, gevonden
hadden, en dat hun door de Alphoeren gepermitteerd zijn
geworden, voor de gegeevene Koralen en Parrings, een Vrugt„
„draagende en 9: Jonge Noote Boomen, tot aan de wortel
toe, af 1 kappen; Dat het hoord van de Alfoerse Negorij
maloang