Transcriptie
Opzigt tot hunne bezitting en in de bovenlanden, vinden wij ons ge„
„noodzaakt onzen vriend wel eernstiglijk te verzoeken, om togespoe„
„dig naar zijne Residentie weder te keeren, en ook voortaan
niet meer dan een of twee vaartuigen herwaarts te zenden,
wanneer onze Briend iets aan ons wil doen boodschappen, alzoo
wij hoe zeer wij van de zijde onzen Vriend voor als nog geen
kwaad kunnen vermoeden, evenwel om onze gemeente
gerust te stellen voorgenoomen hebben geen grooter ge„
„tal van vaartuigen in onze havens te admitteeren
Wat wijders het verneemen van onzen vriend belangt, om
in den oorlog welken de Compagnie nu tegen de Engel„
schen voert onzijdig toe blijven wij hebben daar op met
anders aan te merken, dan dat wij onzen waend de vereeni
„ging met de Compagnie tegen haaren gemelden Wij„
and voorgesteld hebben niet zoo zeer tot onze eigen ald
wel tot onzes Vriends veligheid, en over zulks terwijl
onze vriend de onzijdigheid prefereert, daar meede ook
volkomentlijk te viesen zijn. De Engelschen hebben
aan de Nederlanders den oorlog verklaard op een tijd, dat zijg gee
„ne vreede breuk met die Natie verwagtende waren, en het is
hun daarom ook geluktin eenig voordeel op onze Natie
te behaalen. dewijl een ongewapende ligtelijk kan overwon„
„nen worden Maar, nu wij overal gewasend zijn,
reezen wij de Engelschen zoo min ald iemand anders, en
durven onze vijanden met den bystand van God al„
„magtig wel moedig onder de oogen zien en tegen staane
indien het hun gelusten mogte ons te komen aanvae
„len: De tijd zal, hoopen wij haast komen, dat de
Engelschen zig beklaagen zullen hunne oude weien
„den en Bondgenooten de Hollanders, verongelijkt
en tot vijanden gemaakt te hebben.