Transcriptie
266
en wel bijzonder op dat van Manipas Resident, dien hij zegt
dat dit alles zo wel als hem bekend is, en betuijgt daar en
boven geredte zijn ’t zelve met solemneele Eeden te bevesti„
gen Trouwens zo is den tekenaar een gedeelte daar van,
namentlijk zijne aankomst op Assaloeloe, bekent waar
door vermeent aan ’t overige zeer wel geloofd kan gegeven
worden, want denzelven aldaar opgevat, wierd, bij den
teekenaar /:toen Hoofd van Laricque:/ gebragt, aan wien hij
verhaalde; dat hij eene Inlander van Oering was, en in
zeijne Jeugd een brief naar Manipa overgebragt hebbende
op Toeniwara was aangehouden, en zig ook aldaar had
geneerd, tot hij de mishandeling van den presenten orang=
kaaijmoedd geworden zig genoodzaakt gevonden had
dezelven ter ontvlugten, versellende dit alles met zo
veel omstandigheeden, dat den Orangkaaij Van Oe„
„ring, die praesent was, twijffelde of zijne gezegde geene Waar„
heid was, waarom dan ook den teekenaar hem in han=
den van dien Regent overgaf om zulx op zijne Negorij
natevorsen, van waar hij welhaast door een dagteloose
toesigt van die Geene, aan wien hij was toevertrouwt
gelegendheijd vond zig naar Loehoef te begeven.
Hier mede verhoop aan uwel Ed: Agtb: intentie te
hebben voldaan, dien zig met alle Eerbied en hoog ag„
„tingteekend /:onderstond:/ Wel Edele Agtbaare.
Heer en E: Meede Leeden /:lager:/ Uwel Ed:
Agtb: onderdanige en Trouwschuldige Dienaar
/:was Geteekend:/ A: L: van Hamel /:in margine:/
Ambaina Den 11: December A=o 1788: —
Aan.