Transcriptie
29:
ons zelt tot eararit toe ovw: den Landing te volgen mis
dat wij hun gedeeltelijk met onse orembaijen, en gedeeltelijk niet
klijne vaartuigen, tot voorbij Hatiling overvoerden, alzo deese
menschen voor de aldaar heerschende kinderpokjes zeer be„
vreese waren.
„
Den Commandant Fockens die geneegen was, deeze Ex„
„peditie met zijn Sawaijs volkeren bij te woonen, stelde daar
op de noodige ordres, om vaartuijgen in gereedheid te laaten
brengen, ten einde de reik binnen twee daagen, te ondernee„
„ men. —:
Pers nademidaags kreegen wij brigt, dat de Alsoeren van on„
„der Lissabatta, Hatoewe, Sawaij en Besfij met hunne wa„
„penen, reeds waren aangekomen en dat die zich agter de Tost
versameld hadden, om nader ordre af te wagten:
Woensdag den 31: dito, Des morgens kwam alhier, den Nieuw aangestel„
„den Orangkaija van Nonialij Kakiasang, met zijn prauw„
„tje, deese gas ons kennisse, dat zijn Alhoeren vernomen hebben„
„de, dat wij verder op wilde gaan, om Noekoe, op te soeken, zig
in de 80: koppen, nevens die van Maloang, met hunne wae„
„penen versameld hadden, om over den Landweg te Sawaij
te komen in ons te adsisteeren
Vervolgens met den Radja van Sawaij en Orangkaija van
Dessij