Transcriptie
201
Foelij zal na falculatie teegens die tijd kunnen gemoogen worden 15: Zoe„
„kels in zoort ofte daar omtrent, zal de Affscheep denkelijk dit Iaar die van
ao passato niet kunnen Evenaaren dog bij aldien de specerij plantagies nu
seedert ruim drie wecken lang door korte Reegens, daar op gevolgde
Hitte en swaare winden zoo veel niet hadden geleeden, had men op een groo„
te Leverantie dan in A:o passato mogen vast gaan, blijvende egter nog het beste
daar van te hoopen dewijl nog veele vrugten aan de boomen hangen de
welke per naaste een goed gewas belooven.
De tijd daar zijnde neeme ik de vrijheid uwel Ed: Agtb: de Clad goede maan„
de Roll der bezettelingen alhier aan te bieden met nedrig versoek dat daer
na de Goede maande Roll mag werden vervaardigt en zal ik zoo zig daar
toe de occagie op doet teegens den 21: de Nooten kalken, tot dies afhaal na
Neira over te senden, en na de verstrekking der zelver, dies quitantie
Roll uwel Ed: Agtb: werden toegesonden.
Intusschen Neeme ik de vrijheid mij met Eerbied te noemen /onder„
stond:/ wel Edelen Agtbaren Heer /:lager:/ uwel Edele Agtb: ootmoe„
dige Dienaar /was getekend:/ I:s Hageman /: ter seide:/ Banda
Poulo aij den 17: Iunij 1788:
Hooft als Vooren.
Op Gisteren door de Perkeniers alhier ter schaale gebragt zijnde een
quantiteit van 3995:—. ponden foelij in zoort, afgetrapt in 24: soekels, heb„
be ik de Eer diesweegen uwel Ed: Agtb: de verschuldigde kennisse te gee„
ven onder toesendinge ’t rapport der gecommitteerdens, en de Notitie van
die gedaane Leverantie.
zijnde nu in alles 25: zoekels hier ten Comptoire te weeten 16: kliin
8: Raap 1. gruijs foelij, die voor ’t vertrek van ’t schip Hoolwerf met
nog wat zal vermeerdert worden, in ’t laaste deeser maand zal ik nog
eens foelij doen weegen, waar meede ’t dan voor deese Klimtijd ten Eijnde
zal zijn, de boomen hangen nog meest al vol en wel voorsien met jonge
Vrugten, die teegens de maand November of ’t begin van December tot
hun rijpheit staan te komen.
Hier ten Comptoir is alles nog wel dog ’t drinkwater Schars, dewijl
niet meer dan nog eene bak heb welke is die aan de westzijde daar water
binnen
„