Transcriptie
255
als nog geen genoegzaame bewijzen konde ontdekken om dien Regent de
hem ten laste gelegde te overtuijgen: weshalven dan goedgevonden is,
eermen hier over ten finale zoude disponneeren, de in dit district
te huijshoorende Radjas van Sirri Sorrij en Poorto, onder ter hand„
stelling van opgem: klagtschrift te demandeeren, omme ten bijwijsen
van het Sapparouas Hoofd M=r Daniel Iacob BlondelL nauw=
„keurig te onderzoeken, in hoe verre diese opgegeevene klagten
al of niet gegrond zij mitsg=s van Hunne bevinding de Heer Gou„
verneur van Schriftelijk berigt te dienen
Op het versoek van den Regent van Tichaha is verstaan, de twee
kapala Soas van gemelde Negorij Tuhaha, met naame Pasqual
Pattijpiloe en Johannes Pattijpoekilauw, als Negorij ver„
laaters te Condemneeren, om in de ketting geklonken en voor
den tijd van ses maanden te laten arbeijden aan de Negorijs dien„
„sten: voorts op het versoek van den Radja Van Poorto, als nu
te ontslaan, de voorses maanden, meede om het verlaaten van
die Negory in de ketting gerelegeerde Jnlanders, in naame Jan
Marlatoe, Pieter Patia, en David Pattijmoeri
Den voor eenigen tijd als gezaghebber van de Negorij Oelat, mits„
„gaders als voogd en opzigter van den Jongen Radja van die Negorij
Abraham Pietersz: Nikuuluw aangestelden Jacobus Frans
Picaulij aan de Heer Gouverneur en de vergadering versoek gedaan
zijnde, dat vermits zijne toeneemende Jaaren en daar uijtspruijtende
Lichaams